Is het niet volstrekt duidelijk dat wij met ons denken alles uit de context van het Nu trekken? Neem als voorbeeld ‘geest’, vrijwel iedereen neemt vanzelfsprekend aan dat er zoiets als (een) geest bestaat, de impliciete aanname erachter is dat deze geest een object is. Wanneer je echter ‘de geest’ in gaat en dus zaken in de geest doet zoals denken zal je ontdekken dat de geest een soort open ruimte is waarbinnen al dat denken en voelen gebeurt. Eigenlijk is de geest, als je serieuze aandacht hebt voor het proces waar je in zit (denken, redeneren, voelen enz.), helemaal niet als object te benaderen. Je komt dan tot de conclusie dat wij mensen in deze realiteit opereren in verschillende modi en de omschakelingen die we maken gebeuren ongemerkt. In de ene modus is de geest inhoudelijke met zaken bezig waarbij de geest wordt gebruikt om ‘operaties’ op de inhoud uit te voeren, in de andere modus is de geest zelf object van onderzoek.
De eerste modus is te karakteriseren als een praktisch gerichte ‘oplossingsmodus’ terwijl de tweede modus een overstijgende modus van de geest is, de geest wordt, als het ware, geobserveerd. De eerste modus kan dus benoemd worden als de zuiver cognitieve modus terwijl de tweede modus beter als meta-cognitieve modus benoemd kan worden.
In de meta-cognitieve modus wordt het geobserveerde, geobjectiveerd en daarmee uit haar context geplaatst om objectief onderzoek (op) te kunnen uitvoeren, er is echter één maar: in de meta-cognitieve modus is er de notie dat er geobjectiveerd wordt, er is dus weer een ‘subject-object’ verhouding ontstaan. Er is, met andere woorden, nog altijd een cognitief proces aan de gang, denken over denken over denken enz. wat zegt dit proces over ons? Het zegt in feite dat wij in staat zijn elk willekeurig moment in dit Nu te objectiveren, wij kunnen, met andere woorden, uit de stroom van het Nu zaken oppikken en deze als los object behandelen. Dit is iets wat wij elke dag aan de lopende band doen.
Dus nogmaals de vraag, wat zegt dit proces over ons?
Het zegt ons dat de staat van gewaar zijn impliceert dat er ‘iets’ gewaar wordt van ‘iets’. Met dit punt is er sprake van objectivering. Maar hoe kan een object een object objectiveren? Logisch gezien is dit een onmogelijkheid behalve als het ‘objectiverende object’ geen object is!
Hoe kan iets geen object zijn? Antwoord: Wanneer het niet kenbaar is.
Wanneer is iets niet kenbaar? Antwoord: als het geen eigenschappen bezit,
‘Wat’ bezit geen eigenschappen?
Antwoord: Dat’ waarnaar het concept leegte of niets naar verwijst.