Wie zijn wij, of anders; wat zijn wij? kennen wij onszelf, zo ja hoe? wanneer je scherp kijkt en luistert (en op elke andere mogelijke wijze dat-wat-wij-onszelf-noemen waarneemt) dan kom je uiteindelijk uit bij de conclusie dat wij ons-zelf uitsluitend kennen in de vorm van ervaring. Dit is ervaring van zintuigelijke aard en herinneringen daaraan … en dit zijn gevoelens. Maar hoe je het ook bekijkt: alles waar we over spreken of in welke vorm we het dan ook gieten (kunst, cultuur enz.) alles is een afgeleide van een weten dat je ‘iets’ bent wat dit alles gewaar is.

Dit gewaar zijn is daar, daar in wat wij bij benadering geest (eng. mind) noemen maar wat is die geest dan? het is uiteindelijk niets meer of minder dan een verzameling gewaarwording-objecten die zich aan mij voordoen, oftewel direct door ‘zintuigelijk contact’ met dat-wat-daar-is of door middel van het oproepen of opkomen van een beeld vanuit het geheugen. (eigenlijk is het opgeroepen ‘iets’, vorm welke zich meestal manifesteert in visuele beelden aangezien dat voor de meeste mensen de dominante vorm van waarnemen is)
Als ik spreek over iets wat zich aan mij voordoet suggereer ik dat er zoiets bestaat als een subject en een object waarbij de eerste iets is wat zelf geen objectieve kwaliteiten zoals vorm of eigenschap heeft, terwijl het tweede nu juist al die zaken incorporeert.
Klopt deze benadering? ik denk het niet want als er geen waarnemer zou zijn, zou dat wat dan (niet) waargenomen wordt wel bestaan? zou iets dus in engere zin onafhankelijk van wat dan ook kunnen bestaan? het simpele antwoord moet een nee! zijn want hoe zou het dan gekend kunnen worden? met andere woorden: alles wat bestaat is gekend en daarmee niet onafhankelijk van datgene wat (her)kent.

Ontrafel eens de waarneming in engere zin: hoe kan iets worden waargenomen en hoe weet je dat het echt is? ten eerste doet het zich aan jou voor en daarmee wordt jij degene die waar-neemt, jij bent degene die in die woorden finaal is wat in een bepaalde zin eindig betekent. (er is echter niet een waarnemer achter een waarnemer) Wat wordt daar dan mee bedoeld? waarnemen is een proces waarbij een object (om het even welke vorm het heeft aangenomen) in en door zijn contouren wordt ervaren als een object, het wordt onderscheiden van de omgeving waarin het object zich bevind. hieruit volgt dat er iets is wat onderscheid; wat is dat?

Dit is een moeilijke vraag en waarom? omdat onderscheid inhoudelijk betekent dat iets van iets anders gescheiden wordt. Hoe kan iets van iets anders onderscheiden worden? wij kunnen dat feitelijk niet weten omdat wij het wetende ‘subject’ zijn die niet zichzelf (als subject) kan onderscheiden of waarnemen. maar wat betekent dan onderscheiden? het enige antwoord wat ik vanuit mijn praktische ervaring kan geven is dat wij in onze geest zoiets kennen wat wij dan aanduiden als patroonherkenning. (mijn idee hierachter is dat patronen en de herkenning daarvan iets met resonantie vanuit energetisch perspectief te maken hebben)

De geest heeft dus, om het zo uit te drukken, de eigenschap dat het patronen herkend en daarmee zaken van elkaar kan onderscheiden om zo tot een object herkenning te komen. Wat is geest eigenlijk? geest is nauw verwant aan identiteit welke een vereenzelviging is van bewustzijn met datgene wat daarin valt. Snapt u het nog?

Ik zal het proberen uit te leggen: in het begin is er het bewust zijn ‘ik ben’, daarmee word niet gezegd: ik ben dit of ik ben dat want dat zou al een verregaande zaak van ontwikkeling in herinneren en herkennen inhouden en we hebben het hier over het rudimentaire kennen van een mens of elk ander wezen welke in staat is tot leven en groeien. In de pure staat waarbij een organisme of levend wezen voor het eerst waarneemt, is er een staat die zich voor het eerst onderscheid doordat er een weten is dat het ‘er is’, dit weten kan door niets anders komen dan door het feit dat er ervaren is van waarnemen. Wat is die ervaring inhoudelijk? dat zijn zaken waarover we al eerder hebben gesproken; die zaken die uit onze zintuigelijke waarneming komen. Waarin ontstaat deze ervaring? antwoord: dit is die staat van bewust zijn. dus de kern; ondergrond of ook wel ingrond van alle ervaren is bewustzijn.

Rupert Spira legt uit dat dit bewust zijn niets anders kent dan zichzelf (anders zou er weer een kip-ei verhaal ontstaan en los van het feit dat we daar intellectueel niet uitkomen is er iets anders aan de hand met dit bewustzijn) het is namelijk geen geestelijk iets maar het gaat daar aan voorbij. Hoe kan dat? om dit uit te leggen moet er eerst iets verteld worden over de wezenlijke aard van het bewustzijn. Als we begrijpen dat bewustzijn inhoudelijk alles is wat zich aan ons voordoet is daar tegelijkertijd datgene aan wie zich dit voordoet (zoals ik al eerder heb uitgelegd, er kan niets bestaan wat niet gekend (of waargenomen) word)
Aan wie of wat maakt het object zich kenbaar? aan jou en mij! wij zijn de kenner van dit alles en aangezien wij objecten kennen doordat wij ze kunnen onderscheiden van het geheel betekent dat ook dat ikzelf me ‘losmaak’ van het geheel maar strikt gesproken is dit geen losmaken (dat kan en doe ik ook niet) maar eerder een één-zijn met het geheel.
Dus even herhalend: wanneer IK waarneem ben ik als waarnemer niet meer het geheel in engere zin omdat mijn ‘blikveld’ van oneindig momenteel vernauwd is tot dat object wat nu mijn blikveld omvat. met deze vernauwing ontstaat tegelijkertijd tijd en ruimte omdat er vorm wordt waargenomen.
Dit proces is iets onvoorstelbaars want vanuit een oneindig potentieel niets is er ineens vorm en tijd ontstaan, dit alles gebeurt direct, nu, zonder middelen, en is op zijn engels uitgedrukt instantanious.

Dit alles geschied vanuit oneindigheid (of God of Liefde of welk woord je er maar aan wil koppelen) welke de bron van alles is. Doordat wij deze gewaarwording hebben (of beter wij zijn deze gewaarwording) is daarmee aangetoond dat wij allemaal dit oneindige zijn, met andere woorden wij zijn God, het kan ook niet anders want hoe zou ik anders God kunnen kennen als ik niet God zelf ben! Weet dat deze vorm van kennen niet objectief weten inhoud maar een direct weten, een weten zoals ‘ik ben’. Dit weten is niet veroorzaakt want dan zou er een object moeten zijn wat iets veroorzaakt in een subject, nee dit is een direct weten wat van een andere orde is dan weten zoals wij dat als mensen dagelijks benoemen en gebruiken.
Waar alles dus op neerkomt is dat Objecten gekend worden en Zelf of IK niet los van dat kennen kan bestaan. Zie daarmee dan ook in dat IK geen tweede kent of bevat of wat dan ook want IK ben ondeelbaar.
Ik draai nu begripsmatig in cirkels rond iets wat ik niet duiden kan want dat is nu eenmaal voorbij de dualiteit. De grap is dat ik ergens naar lijk te duiden of wijzen maar wanneer je je daarin verdiept zie je dat er geen duiden mogelijk is. Het oog kan zichzelf nooit zien en net zomin kan IK mijzelf bevatten in objecten of concepten. IK ben dat wat dit alles weet en doet, en ook weer niet, de onoplosbare uitdaging, de oneindige puzzel; de paradox…

De grote misvatting van vele mensen is dat ze in hun denken het bestaan menen te begrijpen, dit is zuivere ironie want denken is van de wereld, net als het lichaam en voelen, dus hoe kan iets wat van de wereld is de wereld omvatten? dat is onmogelijk, maar wij bevatten dit wel!, zie daarmee in dat wij in essentie dus niet denken zijn, nog het lichaam en voelen maar dat wij dat zijn waarin dit alles IS. Het kleine ik (ego of satan of hoe je het maar wil labelen) mis-interpreteert de oneindigheid voor de wereld, terwijl ze zelf ook weer een kind van die oneindigheid is.
Ontwaken, helder zien etc. is dit niets anders dan zien dat je niet de beperking bent maar dat wat de beperking omvat, lief heeft, daar plezier in beleeft enz.

Ons denken (wat een verzameling van lichamelijke basis programmering, sociale en culturele invloeden en opgedane conditionering is) komt tegen uitspraken als hier in opstand: “Het kan gewoon niet waar zijn” en dat terwijl datzelfde denken door middel van een ego zichzelf zo belangrijk wil maken!! dat is in wezen ook weer die paradox maar nu in een ander jasje: “in mijn kleinheid, ben ik groots en in mijn grootsheid ben ik klein” dit is als een soort Mobius lus welke net zo eindig en oneindig tegelijkertijd is als het gehele bestaan.