Het wezen van realiteit is onbepaaldheid en immer daar, niet verschenen en ook niet verdwenen. Het wezen van manifestatie is verschijnen in vorm, bestaan als vorm, en verdwijnen als vorm. Daar ik me realiseer altijd te zijn, moet mijn wezenlijke aard reëel zijn. Maar het gekke of problematische is dat ik mezelf vind in vorm. Dit is een volmaakte paradox en dit is de levende manifestatie. Een huwelijk tussen realiteit en het gemanifesteerde.

Het lot van elke vorm is te ontstaan, te bestaan en te vergaan. Hoe kan het dan dat ik mezelf daarin vind? Het moet wel zo zijn dat het gemanifesteerde een waarneming is en dat ik de waarneming onderga. De vraag is: hoe kan dit zo zijn? Het antwoord moet luiden: Ik ben in wezen reëel, onbepaald, en altijd, maar ik kan niet zijn zonder gewaar zijn van mijzelf, daardoor word ik mezelf gewaar door de manifestatie dus in vorm en bepaaldheid.

Dit betekent het om de illusie te doorzien.