Ieder moment is volkomen nieuw en uniek, dit is een onbegrijpelijk fenomeen wanneer je het moment benaderd vanuit het idee een continu belichaamd wezen te zijn. Vanuit het idee iets of iemand te zijn welke zich manifesteert als een continuïteit, is het nogmaals onbegrijpelijk om dit moment te kunnen ervaren als volkomen nieuw en uniek. Wil een mens tot absolute en volkomen zelfrealisatie komen, dan zal ze alle aannames en ideeën over wie je bent los moeten laten en je overgeven aan deze onmiddellijkheid. Dit is vrijwel onmogelijk onder woorden te brengen, want ieder moment wat zich voordoet is er een registratie in het geheugen en om deze reden is het zeer moeilijk om onderscheid te maken tussen onmiddellijke ervaring en teruggespeeld geheugen. Het lijkt wel alsof Het onmiddellijke hier zijn twee bronnen heeft als input: de zintuiglijke gewaarwordingen, en de geheugeninput. Hoe kan ik weten welke van deze twee reëel is? Of zijn ze beiden reëel, of beide illusie? Wat boven twijfel verheven is, is de notie van dit.

De vraag ontstaat: hoe kan niets ‘zichzelf’ ervaren? Deze vraag is gesteld vanuit een logica die inherent dualistisch van nature is en hier vanwege dat feit geen antwoord op kan geven. Dit is Vedanta: het einde van weten. Hier stopt elke voorstelling en bestaat alleen IS-heit.

Alle kennen en ervaren implodeert hier tot een onuitsprekelijk één zijn van alles in non-conceptueel gewaarzijn.