Wanneer je onderzoek doet naar je afkomst, kom je al snel in verhalen terecht waarbij je is verteld dat jij op een bepaalde datum en tijd bent geboren daar en daar. Deze informatie is tweedehands daar je hem niet zelf hebt opgedaan. Er is je verteld dat je als baby ter wereld bent gekomen als jongetje of meisje, je bent door je ouders gepamperd en ze hebben je gevoed en vertroeteld (althans bij de meeste mensen is dit zo). Het probleem van deze informatie is dat je ze van deze ouderlijke autoriteit moet aannemen omdat je dit zelf niet weet. (Uitzondering welke beweren dit wel weten daargelaten) dus het probleem van deze kennis is dat het informatie betreft uit het geheugen van je ouders of opvoeders (uitzonderingen daargelaten). Je kan hooguit onderzoek doen door archieven en andere getuigenissen uit te spitten.
Voor de meeste mensen is er pas een begin van een persoonlijk bestaan bij het ‘opstarten’ van het zelfbewustzijn (wat er combinatie betreft van geheugen, bewustzijn en onderscheidingsvermogen) en alles wat daarvoor is geschied, is er niet of zijn er hooguit wat flarden onsamenhangende herinneringen.
Er rijzen de volgende vragen bij dit onderzoek: ‘wat is de aard van Zelf’ en ‘kent Zelf een start- en eind punt’
Over de aard van Zelf: wat kan er over beweerd worden? Zelf is een hier-zijn waarbij Zelf zich gewaar is door middel van het objectief waarnemen én Zelf is dat ook zonder die gewaarwording in vorm, tijd en ruimte (bewijs daarvoor is de droomloze slaap welke dit Zelf niet wegvaagt)
Over de vraag of Zelf een begin- en eind kent is het volgende op te merken: hoe komt het dat wij gewaar kunnen zijn van begin en einde? Dat kan alleen wanneer datgene wat dit gewaar is dat zelf niet is, noch een begin of einde bevat () dat laatste is wellicht onbegrijpelijk want het is logisch onmogelijk een begin of eind te bevatten… toch moet er opgemerkt worden dat Zelf begin en eind ‘ziet’ en dat ze dit zelf niet is of bevat (daar gaan we weer) Zie hier dus dat het denken en de taal hier tegen een logische onmogelijkheid en een einde aan begripsvermogen aan loopt.
Dit komt doordat denken en taal dualistisch van aard zijn en niet over dualiteit heen kan kijken (begin en einde zijn feitelijk transcendente begrippen)
Terug naar de stellingen: Zelf blijkt dus als begrip te duiden naar ‘iets’ wat niet te objectiveren is. Aangezien Zelf on-objectiveerbaar is, kan ze geen begin en eind hebben.
Hoe zit het dan met het opkomen van zelf-bewustzijn en de identiteit? Als eerste moet opgemerkt worden dat zelf-bewustzijn en identiteit identiek zijn; het zijn twee woorden voor een zelfde begrip, en precies daar gaat het om: Zelf is een begrip wanneer ze geobjectiveerd word.
Nu kunnen we de vraag stellen: is dit geobjectiveerde Zelf het echte Zelf? NEEN! Want Zelf, zo hebben we al vastgesteld, is niet objectiveerbaar. Met andere woorden: het begrip Zelf is niet realiteit, ze is een soort vage kopie daarvan. Er kan hooguit gezegd worden dat het begrip Zelf verwijst naar het echte.
Wie ben ik dan? Als we als eerste vaststellen dat datgene wat ik ben dat is waar het begrip Zelf naar verwijst, kunnen we tot het inzicht komen dat IK dus niet dat denkbeeld is wat me uit het geheugen is aangeboden!
Het gehele verhaal wie ik zou zijn als: die en die geboren; daar en daar is dus irreëel. Maar hoe kan het dan dat ik denk dat ik dat alles (uit het denken en geheugen) ben? Kan het dan niet zo zijn dat Zelf haar hier-zijn heeft verward met de bedachte identiteit?
Indien dat het geval is (wat logisch gezien onweerlegbaar lijkt) blijk ik dus iets onvoorstelbaars te zijn, we kunnen dan niet eens meer over iets spreken.
Dus het verhaal over de eicel en zaadcel die bij elkaar kwamen en waaruit het lichaam is ontstaan is daarmee een aangenomen verhaal (wat het niet minder reeel maakt in ons alledaagse realiteitsbesef, het lichaam en de wereld zijn voorstellingen in MIJ welke we klaarblijkelijk kunnen onderzoeken en er mee spelen enz.). Met die onthutsende conclusie ontstaat ook het besef dat de ouders van dat lichaam puur en alleen werkzame entiteiten zijn geweest die een nieuwe entiteit in het leven hebben geroepen. Deze cirkelgang is al sinds het ontstaan van de eerste levende wezens aan de gang.
De onvoorstelbare realiteit is dat IK mijn Zelf gewaar ben dankzij de gewaarwording van het lichaam waarmee ik klaarblijkelijk een connectie heb maar dat het komen en gaan van het lichaam niet op mijn Zelf van toepassing is!!!
IK ben dus niet van mijn lichaam, noch elk denkbare of beleefbare object welke zich in bewustzijn voordoet. Het is dankzij de gewaarwording en mijn vermogen zich daarmee te vereenzelvigen dat ik me gedraag en voordoe als dit lichaam met die eigenschappen. Zonder deze manifestatie zou het hele spel wat wij leven noemen niet bestaan, dus bestaan is lichamelijk geïdentificeerd spel wat zichzelf doet (want ik ben geen object en daarmee geen doener-, denker, bezitter, genieter enz.) IK ben de getuige van dit alles en dit alles zou er zonder mij gewoonweg niet zijn.
Het gezegde: “ik ben IN de wereld, maar niet VAN de wereld” is de spijker op zijn kop en zegt het precies.
Dit word ook door de Bhagavad Gita verwoord als volgd:
“Wat als de nacht lijkt voor anderen, is voor degene die zelfbeheersing kent een vorm van ontwaken; en wat de wereld dag noemt, is voor de wijze die het Zelf kent, de nacht der onwetendheid”
In het Engels word dit verwarren op devolgende manier mooi verwoord: ‘we got it all backwards’ we hebben ons bestaan precies omgekeerd als waar aangenomen; wij zijn dus niet de persoon of het fragment welke op eigen houtje de doener, denker enz is, maar wij zijn dat geheel wat onscheidbaar zichzelf gewaar is als schijnbaar fragment.
IK ben niet van Mij, maar IK ben Dat.