De meeste mensen ‘kennen’ zichzelf als deze persoon, met dit lichaam en die en die eigenschappen enz. ons kennen vormt zich dus door objecten. Deze objecten stellen zich aan ons voor in de geestelijke ruimte zoals we die kennen als ‘onze geest’. Een object ‘toont’ zich dus aan mij als een beeld-, geluid-,iets voelbaars-, als geur en/of als smaak. Ook onze fantasieën vormen zich uit deze 5 basis modaliteiten.

Als wij onszelf dus de vraag stellen: ‘ wie ben ik’ zal de geest als antwoord een ‘beeld’ geven in de vorm van deze modaliteiten. (het woord beeld word hier als verzamelnaam gebruikt om alle modaliteiten onder een noemer te vangen voor de leesbaarheid)

Deze informatie is als een open deur, maar toch is ze belangrijk als introductie tot het volgende: In de waak- en droom toestand ervaart een mens een identiteit aan de hand van het verschijnen van voorgenoemde objecten, oftewel de ervaring van een ‘ik’ is gevormd in de 5 modaliteiten welke eerder zijn genoemd. (Ik ervaar mijn eigen bestaan als een ‘beeld’ wat ik van mezelf heb wat is opgebouwd uit visuele-, auditieve-, kinesthetische-, olfactorische en gustatorische informatie) maar in de diepe droomloze slaap is er niets van dat te ervaren of waar te nemen, en dat terwijl ik ‘er’ toch wel degelijk ben (anders kan ik niet zeggen dat degene die voor de diepe slaap een-en-dezelfde is als diegene na de diepe droomloze slaap) de onontkoombare conclusie hiervan is dat die- of datgene wat ik ben kennelijk niet alleen bestaat uit objecten, maar dat het Zelf wat dit alles gewaar is ook bestaat tijdens een staat van zijn welke niet te objectiveren is.

Wat ben je dan? Het mag duidelijk zijn dat het Zijn niet af te bakenen is, je kan in je geest niet een hek ergens om heen zetten en dan zeggen: ‘dat ben ik’

De realisatie welke plaatsvind wanneer je ‘het’ ziet is dat je kennelijk het zwaartepunt van het gewaar zijn, en de identificatie die daarmee verband houd, al die tijd hebt gelegd in de objecten maar dat je je nu realiseert dat IK niet in de objecten huist maar in het hele gebeuren wat we dan waarnemen noemen!

De werkelijke realisatie te weten wat je bent is dus een complete perceptuele ommekeer waarbij ineens word ingezien dat jij en ik niet de objecten zijn, niet de waarnemer zijn, niet het waarnemen op zichzelf zijn maar dat dat alles zich manifesteert in ‘ik ben’, en die ‘ik ben’ is onderhevig aan alle veranderingen welke zich van moment tot moment manifesteren. En zelfs dan heb je nog niet kunnen omschrijven wie of wat je bent want er is nog altijd die onbenoembare maar ervaren ‘er zijn terwijl je niet het geziene bent’ en precies dat paradoxale ‘iets’ is wat wij zijn.