In de veda’s en de Upanishads, evenals in de Bijbel wordt veelvuldig gesproken over Ziel of Atman. Ze wordt in de regel gedefinieerd als:
• de ziel zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [zil] Verbuigingen: ziel|en (meerv.) 1) onzichtbaar en onsterfelijk deel van de mens dat volgens gelovigen maakt dat je leeft (bron: http://www.woorden.org/woord/ziel)
• Het onstoffelijke beginsel dat verantwoordelijk is voor het leven van het menselijke wezen. (bron: https://www.cultureelwoordenboek.nl/filosofie/ziel)
• Een ziel of geest is een niet-fysieke entiteit die tot gewaarwording en zelfbewustzijn in staat is. (bron: http://nederlands.skepdic.com/dict_ziel.htm)
De bovenstaande definities zijn er enkele van velen maar ze hebben allemaal als gemeenschappelijke connotatie een notie van een metafysisch ‘iets’ (wat logisch een onmogelijkheid is, zie de beperkingen van onze taal) wat het essentiele deel is van levende wezens. (sommige bronnen spreken van alleen de mens)
De ziel of Atman zou de ‘reden’ zijn voor het ervaren van een individualiteit en daarmee direct ook een notie van dualiteit introduceren. De Advaita heeft als uitgangspunt dat in essentie het bestaan non-duaal is oftewel er is geen afgescheiden bestaan, laat staan beleving van een wezen; los van het geheel.
In de hedendaagse samenleving word kinderen en leerlingen van onderwijsinstellingen geleerd dat ieder mens een individu is welke een vrije wil heeft en een onafhankelijk bestaan. De wereld en onze manier van gewaarzijn lijkt deze stelling te bevestigen maar met die bevestiging en het daaruit ontstane geloof een afgescheiden individu te zijn ontstaan problemen. Zo is de ervaring afgescheiden te zijn van de wereld met al haar objecten voor talloze mensen de bron van alle ervaren lijden.
De mens welke zich zo beziet, ziet zichzelf vaak als een nietig wezen welke geboren is en gedoemd is te overlijden. met die notie komt een angst naar boven om alles te verliezen waar men zoveel waarde aan hecht en daarmee komen mensen in eindeloze problematische situaties terecht.
De wens is dus niet te vernietigd te worden en het verworven waardevolle te blijven behouden.
Komt u dit bekend voor? dan zal het u waarschijnlijk ook niet onbekend voorkomen dat vanuit bovengenoemde bronnen (Veda’s, Upanishads, bijbel enz) wordt gemeld dat uw essentie onsterfelijk is, dit staat haaks op uw eigen ervaring niet?
De vraag rijst: bestaat zoiets als een ziel?
De moeilijkheid met een (mogelijke) beantwoording van een dergelijke vraag is dat de opwerping van zoiets als ziel welke de fysica te boven gaat (dus metafysisch is) niet objectiveerbaar oftewel meetbaar en tastbaar is. Wat zeur je toch over ziel, zal een enkeling zeggen! De vraag blijft echter wel bestaan: wie of wat is dat die een dergelijke uitspraak doet?
Wanneer we van de andere kant uit redeneren (die waarbij word aangenomen dat de fysieke stof de grondstof is voor het bewustzijn) ontstaat een ander verhaal: Als de stof en daaruit voortkomend het brein de zetel van het bewustzijn is rijst de vraag: hoe ontstaat het bewustzijn en hoe kan het dat ik (als fysiek lichaam inclusief brein) zoiets als beelden-, geuren-, tonen-, smaak en tastzin gewaar ben? er is niet zoiets als een homunculus in ons (dat is in de wetenschappen wel duidelijk vastgesteld) dus hoe kan het dat datgene, wat van buitenaf bekeken elektrische stroompjes zijn en wellicht nog wat andere fysiek meetbare zaken, vertaald worden tot beelden enz.? ergens moet een synthese dan plaatsvinden waarbij het resulterende product daarvan in jou en mij resulteert in dat beeld.
Beide voorgaande verklaringen voor het bewuste bestaan gaan uit van een standpunt en een daarbij behorend subject. met andere woorden beide verklaringen die hier zijn opgeschreven gaan uit van een dualistisch wereldbeeld (welke objectief is) waarbinnen het zogenaamde subject (jij en ik als gewaarzijn) ronddwaalt. Is dat wel zo?
Wanneer je je zintuiglijke gewaarwording onderzoekt en serieus gaat graven in de waarneming bijvoorbeeld, dan kom je met een rigoureus onderzoek telkens weer op hetzelfde uit: zie maar eens de volgende keten van onderzoek: bij een visueel waarnemen is vanuit de natuurkunde bekend dat fotonen in golven vanuit een fysiek object een reflectie van het oppervlak van het object afgeven welke in lijn zijn met de absorptie en reflectie coëfficiënt van het voorwerp (een rood voorwerp reflecteert kortweg rood licht oftewel een reeks fotonen in het rode frequentiespectrum). Deze fotonen bereiken de oogbal en vallen door de lens naar binnen, binnenin het oog zitten kegeltjes en staafjes die de stroom fotonen omzetten naar een stroom neuronale impulsen welke via het zenuwstelsel worden getransporteerd naar de hersenen. Bij de hersenen aangekomen activeert het bepaalde hersengebieden waarbij op ecg en eeg hersenactiviteit te zien is. Deze hersenactiviteit is nu volgens neurologen het uitwendig equivalent van ons innerlijk zien.
Bij de vraag: wat ziet nu? Kan nu echter geen eenvoudig antwoord gegeven worden want een antwoord als: ‘de hersenen zien’ is intuïtief niet aannemelijk en een analogie met een bioscoop is ronduit onwaar (dan moet bijvoorbeeld weer een homunculus geïntroduceerd worden). Wanneer je als laatste stap van het proces erkent dat het brein opgloeit bij visuele stimuli en de keten niet verder kan is het opgloeien van delen van het brein het antwoord maar daar is geen directe verklaring gegeven voor ons zien waarbij het ons op zijn minst aannemelijk maakt dat die uitleg inderdaad dat is wat wij innerlijk als zien aanmerken. Waarom? zal u zich misschien afvragen? omdat dit waarnemen de breinactiviteit waarneemt als zou het dit waarnemen zijn. Begrijpt u dit? ik zal een andere uitleg er bij geven: Hoe kan het zien zichzelf zien terwijl het ziet? Dit is filosofisch en logisch gezien onmogelijk vanwege het feit dat het subject niet tegelijkertijd het object kan zijn en omgekeerd. Met andere woorden Iets verklaren in iets anders is altijd een sequentiële gebeurtenis waarbij het ene het andere afwisselt. Strikt gezien kan je niet eens zeggen dat het ene het andere is!
Doen wij dan van binnenuit een onderzoek naar de ziel en waar die zal zijn, dan komen we tot het inzicht dat er klaarblijkelijk een buitenwereld is die via de zintuigen wordt opgevangen en op een bepaalde manier word vertaald in het beeld wat we momenteel zien. Wanneer je het beeld ziet, is op dat moment dat beeld in het gewaarzijn, er is niet tegelijkertijd een notie van een ‘ik’ die ziet, die ‘ik’ gedachte komt direct opvolgend de waarneming want bewustzijn is altijd één met het beeld waarop de focus ligt. (begrijp dit goed; bewustzijn heeft altijd maar één beeld ‘in beeld’, er is nooit twee of nog meer beelden tegelijkertijd in het bewustzijn!!)
Dus vanuit beide onderzoeken komt naar boven dat gewaarzijn enkelvoudig dat is, met andere woorden: ‘ik ben’ is enkelvoudig gewaarzijn. Daaruit volgt direct dat met het stoppen of wegvallen van gewaarzijn ook de notie ‘ik ben’ wegvalt. De onthutsende conclusie is dat bestaan dus enkelvoudig gewaarzijn is welke ‘gevoed’ word door schijnbare objecten die niet werkelijk objecten zijn (de vooronderstelling dat de objectieve wereld onafhankelijk van jou en mij bestaat is gebaseerd op de zintuigelijke gewaarwording en de herinnering daarvan welke NU opkomt, feitelijk is alles zo vluchtig als wat, niet te vatten, niet de begrijpen…)
Wat zegt dit over verhaal over de Ziel? Als we ziel definiëren als dat wezenlijke van jou en mij wat jou en mij definieert is met bovenstaand onderzoek aangetoond dat dit illusies zijn. het is gewoonweg een idee welke na het gewaarzijn opkomt.
Dus uiteindelijk is het gehele bestaan in al haar facetten een gebeuren in één Geest (ik kan het bestaan niet ontkennen), dat wij dat niet zo ervaren komt gewoonweg doordat wij met ons denken onszelf hebben gesplitst in ‘jou en mij’.
De (individuele) Ziel is dus een illusie welke gezien word in dit enkelvoudige gewaarzijn.