Het feit dat je bestaat oftewel weet dat je bent, bewijst uit zichzelf al dat er een bestaan is. Anders zouden we überhaupt nergens over kunnen spreken en zal dit wat je nu leest niet bestaan. Dus als we als uitgangspunt nemen dat het bestaan evident is, dan betekent dat dus dat we dat niet hoeven te bewijzen of te overleggen of het tegen iets aan te houden of wat dan ook.

Het feit dat de mens altijd bewijzen wil hebben voor het bestaan van iets betekent alleen dat er feitelijk gewoonweg een kopie wordt gemaakt van datgene wat is in het mentale gedeelte van ons wezen te weten: het intellect of beter in het alledaagse taalgebruik: bewustzijn.

Vanuit dit alledaagse ervaren weten wij van het bestaan van de wereld en alle fysieke objecten welke wij door gebruikmaking van onze zintuigen waarnemen. Los van de vraag of deze zintuigelijkheid reëel is kan er absoluut worden vastgesteld dat ons gehele wereldbeeld en daarmee onze ervaring het enige is wat wij kennen. Mijn eigen kennen neem ik voor reëel aan wetende dat het transienten zijn oftewel zaken die dankzij hun veranderlijkheid aan mij kenbaar worden, elk moment opkomen, er even zijn en dan weer verdwijnen.

Onze gehele gewaarwording is continue aan verandering onderhevig en statische objecten zijn daarmee absoluut onkenbaar. Dat wat wij statisch noemen is veranderlijkheid welke te traag is om met ons toegewezen waarnemingsapparaat te worden waargenomen want als je bijvoorbeeld aan een plant voor een periode van een week zou filmen en deze versneld zou afspelen zou je tot de ontdekking komen dat ze langzaam veranderd. Dit geldt voor alle objecten zelfs stenen en uiteindelijk ook een diamant (welke ook ooit als vorm gevormd is en uiteindelijk weet tot ‘stof’ zou vervallen, dat dit met een andere ‘pace’ gaat als bijvoorbeeld voedsel wat door schimmels verteerd word moet duidelijk zijn)

Het weten is het feit dat maakt dat deze veranderlijkheid door iets wordt waargenomen wat zelf onveranderlijk is. Datgene wat dit alles waarneemt heeft zelf helemaal niets met verandering of onveranderlijkheid te maken want datgene wat dit alles gewaar is transcendeert alles in objectiviteit en daarmee ook de gehele objectieve wereld.

Hoe kan ik hier uit wijs worden? Dat kan door gewaar te zijn van dit proces wat zojuist beschreven is. Oftewel bewust zijn van de veranderlijkheid binnen het onveranderlijke of om het anders uit te drukken, datgene wat binnen, buiten, boven, onder en tussendoor alles is wat er is.

Toen aan de Boeddha gevraagd werd: wat is zelf’ was zijn antwoord: ‘datgene wat recht voor je neus staat’ en zelfs dat is nog niet voldoende uitgedrukt om mee aan te wijzen dat er geen afstand is tussen dit gewaar zijn en dat wat je bent.

Dankzij onze vorm van gewaar zijn kunnen we echter alleen de wereld en onszelf gewaar zijn door de wereld. Een bekende uitspraak is ‘je bent in de wereld maar niet van de wereld’ en daarmee wordt aangegeven dat alle objectieve veranderlijkheid welke zich voordoet in de waarneming iets is wat zich onafhankelijk van datgene wat zich in de waarneeming afspeelt. Het is feitelijk zo eenvoudig dat het te simpel voor woorden is (letterlijk en figuurlijk) om te worden gezien.

Om te zien wat werkelijk reëel is, moet er een totale omkering van gewaar zijn in de geest geschieden. Laat ik dit even uitleggen want anders is het onbegrijpelijk: een totale omkering van gewaar zijn in de zin van dat je je niet meer gewaar bent vanuit het (substraat) lichaam inclusief de zintuigen, maar dat er wordt ingezien dat het substraat lichaam inclusief gedachten en gevoelens, een substraat is wat veranderlijk is. Dat wat veranderlijk is, is niet datgene wat dit alles gewaar is: met andere woorden er moet worden ingezien dat de waarneming weliswaar geschiedt dankzij het lichaam en door het lichaam, maar dat ze haar uiteindelijke gewaar-zijn ‘verkrijgt’ in iets wat onnoembaar en ontastbaar is. Het is een omkering binnenin de geest waar wordt ingezien (vaak in een flits) dat het niet het lichaam is wat gewaar is, maar dat het het bewustzijn is wat gewaar is. En dat het lichaam bestaat in het bewustzijn evenals alle andere objecten. En uiteindelijk als je nog dieper door kijkt, voelt, ziet en ervaart, zal je ontdekken dat het bewustzijn zichzelf en alle mogelijke vormen aanschouwt.

Dan wordt duidelijk dat er niet daadwerkelijk iets IN bewustzijn is omdat binnen en buiten alleen geestelijke concepten zijn.

Deze wetenschap gaat alle begrip te boven; het transcendeert alle kennis en ervaring want kennis en ervaring is evenals alle objectiviteit een gebeuren in het bewustzijn. Feitelijk is bewustzijn alleen maar een verzamelnaam voor processen welke in wezen onbegrijpelijk zijn want het kennen en weten is namelijk een functie van dit bewustzijn zelf. Dit Zelf kan zichzelf onmogelijk bevatten want dan zou dit zelf ophouden Zelf te zijn.

Zelf is een woord wat verwijs naar iets wat direct voor ieder bewust wezen gekend wordt maar niet als object maar als een weten wat zelf-evident is. Vandaar dat er een verschil is in geloven en weten: een geloof is een vasthouden aan een idee wat niet bewezen is (omdat een idee per definitie altijd hunkert naar een vorm van bestaan zoals bijvoorbeeld een bewijs) terwijl weten geen bewijs nodig heeft. Je weet dat je bent dus het is niet zoals Descartes zei: ‘ik denk, dus ik besta’ maar het moet zijn: ‘ik ben, dus ik besta’