Zelfrealisatie is uiteindelijk zien dat je niet bent wat je dacht te zijn en dan al die ideeën en beelden die dat idee in stand (lijken) te houden loslaten. Dit is vergelijkbaar met het pellen van een ui, aan het eind houd je niets over maar liggen alle schillen van je bedachte ik om je heen. Die schillen verdwijnen net als wegrotten en deze staat van zijn kan een tijdje aanhouden afhankelijk van je gehechtheid aan die schillen.
Wanneer dat alles opgelost is zie je met je ware natuur of oorspronkelijke ogen en is alles wat het is: een spontaan natuurlijk spel van de hoedanigheden zoals die zijn. Jij hoeft niets te doen, ingrijpen is een afdwalen in ideeën en iets voorstellen of een overtuiging hebben is jezelf verliezen in illusies.
Jij bent niet een hoedanigheid!, die is er, en die is er omdat jij bent. Zijn is jezelf vinden in hoedanigheid en dat vinden is zo onvindbaar als het oog nimmer zichzelf kan zien.
Weten is een acceptatie van dit alles, het heft de hoedanigheid niet op maar geeft rust. De liefde die in ‘dat alles’ verborgen ligt laat zich zien als poëtische schoonheid.