De onwetende ervaart leegte als leegte, de verlichtte ervaart leegte als volheid.
In de verdichting van het bewustzijn tijdens de focus van het gewaarzijn wordt het bewustzijn haar eigen grenzen gewaar (welke er voor de verdichting niet waren) en ervaart zich als eindig, in deze staat van bewust Zijn ontstaat de idee ‘ik ben eindig en afgescheiden’ en deze gedachte blijft aanhouden naargelang het bewustzijn zichzelf als verdicht be- en aanschouwd.
Bij aanhouden van dit idee ontstaan een geloof ‘ik ben een individu in de zin van een afgescheiden mens’. Dit is de hoofdoorzaak van veel menselijk lijden.
De term holon, (term van Arthur Koestler) verwijst naar een wezen welk tegelijkertijd deel van- is en tegelijkertijd een geheel op zich. Deze duale werking van bewustzijn is daar wanneer afwisselend het bewustzijn zich richt op objecten, en afwisselend zich Zelf ‘aanschouwd’ als objectloos.
In de gerichte toestand is het bewustzijn als een lens en ervaart zichzelf desgevolgs als een (stand)punt (of brandpunt) vanwaaruit gewaarwording plaatsvind, terwijl de tweede toestand (welke absoluut gezien geen toestand meer is, zie hier de ontoereikendheid van de taal) op een paradoxale wijze een ‘vorm’ van afstand nemen is, terwijl tegelijkertijd wordt ‘ingezien’ dat afstand in het objectloze in wezen niets is wat het alledaagse gewaarzijn genoemd kan worden.
Het ‘objectloze aanschouwen’ is een schouwen welke elke zintuigelijkheid te boven gaat oftewel transcendeert. De paradox is nu juist het ironische feit dat de dualiteit haar uiterste polen kent in objectiviteit en ‘zuivere leegte’, een holon kan, met andere woorden, zichzelf pas gewaar zijn door de realisatie dat ‘de ene helft’ van haar contrast zuivere leegte is. Een merkwaardig contrast welke de menselijke geest tot het uiterste brengt wanneer ze geheel word doorzien.