Ziel is dat wat zichzelf definieert, definiëren is zichzelf vrijwillig grenzen opleggen.
‘Wie ben ik’ is een gedachte die zichzelf denkt te zijn. Waarin is die gedachte, is dat te definiëren? Nee!
Is die gedachte wel ergens in, of is die gedachte gewoonweg dat wat op dat moment gedacht wordt? Is er naast die gedachten ook wat anders?
Wanneer je aandachtig naar dit gebeuren ‘kijkt’ ontdek je een soort achtergrondruis welke de achtergrondruis is van dat wat zich aandient aan mij als toehoorder en toeschouwer. En die toehoorder of toeschouwer is zelf niet gedefinieerd en ook niet te vangen want ze is zich zojuist bewust van dit waar ze zich van bewust is.
Wanneer je je verdiept in dit bewustzijn wat zichzelf gewaar is ontdek je dat dit bewustzijn zichzelf uitdrukt in dit, en je ontdekt dan dat jij zelf zo graag je wil uitdrukken, je zelf terug wil vinden in de dingen en de activiteiten die nu op komen en ook vanzelf weer verdwijnen in dat wat jij ook bent. Het is alsof de leegte zichzelf wil vullen en tegelijkertijd zich bewust is niet vervuld te kunnen worden en altijd leegte in zichzelf is.
Het hele bestaan is een vervulling van leegte.
Dit hele bestaan ontvouwd zich in mij, alles wat er is, dit wat nu ervaren wordt, dat is in mij. Wakker zijn of slapen is in mij, de droomloze slaap waarvan ik weet dat hij er is, is er in mij. In de droomloze slaap is er geen ervaren, ben ik dan datgene wat ervaren word?
Het antwoord moet klaarblijkelijk nee zijn, en daarmee ontstaat een paradoxaal soort weten dat ik ben in alles waarin ik mezelf gereflecteerd zie en hoor en voel maar waarbij er een bewustzijn is dat ik voorbij al dit gemanifesteerde ben.