Het feit dat ik me een voorstellingen kan maken dat ik zowel ben als dat ik niets ben bewijst dat IK als zodanig zowel zijn als niet-zijn transcendeer.
Als ik bijvoorbeeld mij kat aai en ik krijg zintuiglijk de gewaarwording van een levende kat dan projecteer IK die kat als ook leven in die kat.
Dit geldt ook voor mijn eigen lichaam.
Wat is dit IK dan? Uiteindelijk kan er maar één conclusie zijn: IK is ook een projectie. Een projectie in absolute wat uiteindelijk niet verder op te delen of te bevatten is. De hindoes noemen dit ParaBrahman.
Wat ik ben is dus een onbegrijpelijke constructie in bewustzijn waarbij tegelijkertijd gerealiseerd moet worden dat bewustzijn als zodanig niet bestaat, bewustzijn is zelf ook een constructie van iets onbegrijpelijks, iets wat voorbij alle concepten als iets en niets gaat.
Zelfs dat wat wij met Zelf aanduiden is niets anders dan een projectie van ervaren levenskracht in iets wat op dan moment voorhanden is; wat er mee bedoeld wordt is dat het Zelf in wezen leeg is, Zelf is een aanduiding voor een staat van Zijn. Een staat van Zijn is een onbegrijpelijk fenomeen wat niet te bevatten is. Het is er en het is er niet want zodra je het wil grijpen realiseer je dat je het niet pakken kan maar je realiseert je dit tegelijkertijd wel en daarmee wordt het gewaarzijn een paradox voor het intellect.
Er wordt uit vedantische bronnen beweert dat het gehele bestaan en het gewaar zijn ervan een projectie of spiegeling is van dat wat ten ene male onkenbaar is maar wat zich wel herkent in alles wat zich voordoet. Alles wat is, is Zelf is dit weten dat het jouw Zelf toont maar wat zelf onzichtbaar blijft.
Wanneer Zelf alles blijkt te zijn is dit wat zich als projectie gewaar wordt perfectie en aangezien perfectie in de (concrete) realiteit een onmogelijkheid is (omdat alles in de ervaren realiteit veranderd) moet dat wat ik ben perfect en daarmee ongeboren en tijdloos zijn.